Archeo-Altena

Romeinse Woongronden in het Land van Heusden en Altena

Door : hr. H.Voogd. 25-02-63. (John Kollen)

Kort na de bevrijding is in het Land van Heusden en Altena en de Bommelerwaard een begin gemaakt met het oudheidkundig onderzoek naar de Romeinse woongronden in deze gebiedsdelen. Hoewel dit onderzoek op dit ogenblik nog geenszins is afgesloten zijn er toch reeds verrassende resultaten geboekt, die de moeite van het vermelden waard zijn.

Reeds voor het onderzoek begon waren er een tien min of meer nauwkeurig vastgestelde Romeinse woonplaatsen in deze polders bekend, doch nu zijn reeds 92 nauwkeurig gelokaliseerde Romeinse woonplaatsen geregistreerd, terwijl voorts een aantal woongronden uit de vierde eeuw en het merovingische en karolingische tijdvak kunnen worden aangewezen.

Het uitgangspunt van het onderzoek was een nauwkeurige studie van de topografische kaarten en van geallieerde luchtopnamen uit de oorlogsjaren. Deze studie leidde tot de reconstructie van de bovenloop van het riviertje de Alm, in het Land van Altena en de polder Brakel in de Bommelerwaard.

Oorspronkelijk bleek dit riviertje een zijarm van de Oude Waal te zijn, waarvan het gedeelte in de polder Brakel geheel verland was. Langs de oude stroomdraad van dit riviertje in de Bommelerwaard werden een aantal Romeinse nederzettingen ontdekt, die hun voortzetting vonden in het Land van Altena langs de Alm, Vrijwel alle vindplaatsen van Romeinse woongronden worden aangetroffen op de zg. stroomruggen, die in het begin van onze jaartelling voor de nederzettingen werden gebruikt.

Deze verhoogde terreingedeelten krijgen in het merovingische en karolingische tijdvak een kunstmatiger karakter, daar het rivierengebied, ondanks de bedijking der rivierarmen, in deze tijden nog geenszins veilig was.

De Romeinse bewoning van deze streken beweegt zich tussen het laatste kwart van de eerste eeuw na Christus en het midden der derde eeuw. Op enkele plaatsen is aardewerk aangetroffen dat erop wijst, dat de Romeinse bewoning zich heeft voortgezet tot in de eerste helft der vierde eeuw.

 

Deze Romeinse bewoningen zijn geografisch in vier groepen te rubriceren. T.w.: langs de Oude Waalloop en de Alm; van het dorp Rossum in het midden van de Bommelerwaard over Bruchem en Kerkwijk en in het Land van Heusden en Altena over Wijk en Aalburg, Meeuwen en Dussen; langs de oude loop van het Oude Maasje; de woongronden tussen Genderen en Andel. Ook in de Bommelerwaard kon de oude Waalloop tussen Zaltbommel en Zuilichem ten dele nog teruggevonden worden in de huidige Burgersteeg en de Lange Mertsteeg. Langs deze stegen zijn een vijftien Romeinse woonplaatsen ontdekt, voornamelijk langs de oorspronkelijke  rivierarm. In nauw verband hiermede staat de Romeinse woonplaatsen langs de Alm en haar zijtak, het riviertje de Werken. Het onderzoek moet vooral langs de laatste twee riviertjes nog plaatsvinden; desniettemin zijn ook langs deze stroompjes reeds een twaalf Romeinse woonplaatsen gelokaliseerd.

Belangrijker echter dan de woongronden langs deze stroomdraden zijn de ontdekte gronden in het midden van de Bommelerwaard van Rossum uit over Kerkwijk, Wijk en Aalburg, naar Genderen, Eethen en Dussen. Deze bewoning is dermate intensief geweest, dat het vermoeden bestaat hier te doen te hebben met een belangrijke Romeinse marsweg. De bevestiging hiervan werd verkregen door het vinden van een Romeinse dakpan te Aalburg met stempel van het eerste legioen, gewijd aan Minerva met de toevoeging Antonini.

Het tracé van deze weg is in westelijke richting niet verder dan even voorbij Dussen te reconstrueren, daar ten gevolge van de Sint-Elisabethsvloed het westen van het Land van Altena en de Biesbos onder een min of meer zwaar kleipakket zijn komen te liggen. Desondanks heeft men ook hier bij het verrichten van baggerwerkzaamheden Romeins aardewerk gevonden.

Op de bekende Tabula Peuteringiana staan echter de halteplaats Tablis aangegeven op de zuidelijke route van de marsweg van Noviomgum uit naar Lugduna.

Reeds eerder heeft men het dorp Talloysen, dat voor de Sint-Elisabethsvloed in het westelijke gedeelte van de Grote Hollandse Waard heeft gelegen met de Romeinse halteplaats Tablis willen vereenzelvigen.

Daar de gelokaliseerde marsweg zich ongetwijfeld verder in westelijke richting heeft voorgezet, wordt het alleszins aannemelijk, dat deze weg inderdaad ook over het dorp Talloysen heeft gelopen, daar het tracé van deze route hiervoor geen onmogelijke bochten behoefde te maken.

 

Ter verdere bewijsvoering kan dienen dat op verscheidene plaatsen langs de route de befaamde Romeinse halteplaatsen aangewezen kunnen worden en wel te Druten (Ad Duodecimum), Rossum (Grinnibus) en Hoog-Meeuwen (Caspingium).

Mede in verband met de uit te voeren ruilverkaveling in de Bommelerwaard en het Land van Heusden en Altena is de verwachting gewettigd, dat nog veel belangrijke gegevens aan het daglicht zullen komen, die mogelijk ertoe zullen bijdragen, dat nog meer zekerheid verkregen zal worden met betrekking tot deze veronderstellingen.


Bewerkt door J.Kollen.